Ze heeft het nooit zien zitten en ze had ook helemaal niet overstag moeten gaan. “Tja, dat is achteraf he?”, zegt Ellen. Haar man wilde per se een kat, terwijl Ellen geen kattenliefhebber is. “De band die ik met de buren had, wordt steeds slechter sinds de komst van Herman.”
Ellen heeft geen hekel aan huisdieren, maar ze heeft er gewoon niks mee. “Voor honden ben ik bang sinds ik door een poedel in mijn kuit ben gebeten. Ik was toen een jaar of zeven en de buurvrouw van mijn oma was op visite met haar poedel. Ik zette mijn fiets tegen het hekje en voor ik het wist hing die poedel in mijn been. Doodsbang was ik. Sindsdien heb ik het zeker niet op honden.” Een kat in huis is voor haar ook niet per se nodig. “Ik vind zo’n kattenbak zo stinken. Soms kom ik bij mensen binnen die een kat hebben en dan ruik ik die bak. Ik gruwel daarvan.”
Nou, ja toe maar dan
Tim geeft niet op en weet Ellen te overtuigen om toch een huisdier te nemen. “Tim vindt het belangrijk dat onze kinderen voor een beestje kunnen zorgen. Hij is van mening dat dit bij hun opvoeding hoort. Ja, en de kinderen willen het natuurlijk heel graag. Omdat ze zo met z’n drieën aan het drammen waren, dacht ik: ‘nou ja, toe maar dan. Laten we het maar proberen’. Maar ik wilde wel een kitten en die vonden we.” Dolblij waren Tim en de kinderen met de komst van het kleine poesje. “Fien was echt zo’n klein bolletje wol, echt een schatje. Toen we voor inentingen naar de dierenarts gingen bleek Fien een kater en hebben we hem Herman genoemd.”
Lig ik daar op het asfalt
Het eerste jaar blijft Herman binnen. Hij sloopt de bank met zijn nagels en de kattenbak stinkt enorm. Toch moet Ellen toegeven dat ze het best gezellig vindt dat de kat bij hen is komen wonen. Irritant vindt Ellen dat ze steeds zo moet opletten dat Herman niet naar buiten glipt. “We hadden gelezen dat je katten het eerste jaar het beste even binnen kunt houden zodat ze goed aan hun thuis kunnen wennen. Maar Herman wilde steeds maar naar buiten en soms lukte het hem ook nog. Lag ik weer op mijn buik op het asfalt Herman met kattensnoepjes naar binnen te lokken.”
Hij lijkt Garfield wel
Als Herman één kaarsje uitblaast, gaat bij Ellen de vlag uit. “Ik heb de deur wagenwijd opengezet en Herman sprintte de tuin in. Als een soort Garfield lag hij onder de appelboom en zette zijn wankele stappen op de schutting.”
Paniek bij de kinderen is er als Herman niet meer in het zicht is en op bezoek is gegaan in de tuin van de buren. “Het lukt Herman dus wel om op de schutting te springen maar hij durft er niet meer af. Met als gevolg dat hij zich maar gewoon laat vallen en dan komt-ie terecht in de buurtuin. Waar hij dan vervolgens niet meer uitkomt. De eerste keren dat ik even bij de buren aanbelde om te vragen of ze de poortdeur wilden openzetten was dat geen probleem, ze vonden het zelfs wel grappig. Maar de lol is er al snel af als ik zo’n drie keer per dag vraag of ze Herman willen bevrijden.”
Barstjes in de vriendschap door de kat
Ellen voelt zich er heel ongemakkelijk bij en merkt dat de buren de komst van Herman niet echt heel leuk vinden. “Ik wil niet dat buren last van ons hebben en ik heb dan ook een heel goede band met ze. We zijn niet elkaars beste vrienden, maar twee keer in het jaar hebben we een borrel met een aantal buren en tijdens de vakantieperiode zorgen we voor elkaars huis. De buurvrouw op nummer 55 liet al doorschemeren dat ze het hinderlijk vindt om continu de poortdeur open te doen voor Herman en raadde me aan hem wat beter in de gaten te houden. Zelf heeft ze naaktkatten maar die komen niet buiten.”
Nee! Herman poept bij de buren
Dat de band met de buren slechter wordt door de komst van Herman vindt Ellen heel naar. “Aan Tim heb ik ook niks, hij haalt zijn schouders op. Wat maakt het nou uit? Hij hoeft niet steeds aan te bellen en de buren lastig te vallen.”
Grote zorgen maakt Ellen zich als ze op een dag Herman in de tuin van de buren ziet poepen. “Ik keek uit het raam en zag Herman op zijn gemakkie poepen in hun border. Het duurt niet lang meer of de buren komen klagen en ik kan ze geen ongelijk geven. Eigenlijk wil ik dat Herman weer vertrekt, ik krijg er gewoon stress van. Ik trek het niet als de buren last van ons of Herman hebben. Straks kan ik de drollen uit hun tuin scheppen, hoe vernederend is dat dan? Ik zou het ook super irritant vinden als de kat van de buren onze tuin als een kattenbak gebruikt. Maar ja, Herman binnenhouden kan nu niet meer. Tandpasta duw je ook niet terug in de tube.”
Heb jij katten die buitenlopen? Hoe los jij het op? Begrijp je dat Ellen het lastig vindt? Wat raad je haar aan? Omdat haar man perse een kat wil het hem laten oplossen? Praat mee in de comments onder dit artikel.
Foto door Sam Lion via Pexels
Jenny: ‘Mijn vriend is zo verschrikkelijk gierig dat ik overweeg met hem te breken’
‘Geld moet rollen’. Dat was het motto van het gezin waaruit Jenny (42) komt. “Mijn ouders deden nooit moeilijk over geld. Als ze het hadden, gaven ze het uit en deelden ze het gul. Als ze minder geld hadden, dan zetten ze de tering naar de nering en waren creatief genoeg om te overleven.” Jenny maakt zich dan ook niet zo druk om geld, maar haar vriend Frank zit als een Dagobert Duck op zijn centen. “Die man is zo gierig, dat is gewoon niet leuk meer.”
“Ik leerde Frank via een datingsite kennen en tijdens onze eerste date stelde hij in het restaurant voor de rekening te splitten. Hij zou mij een Tikkie sturen. Ik was heel verbaasd, maar gaf hem het voordeel van de twijfel; misschien had hij in het verleden vrouwen getroffen die van hem wilden profiteren. Dat is nooit leuk.”
Astrid -
Ik heb 2 Maine coons. Mijn balkon is afgerasterd. Vrienden van mij hebben speciale afrastering in hun tuin waardoor de katten niet wegkunnen.
Kattenbak kan je m.i. het beste met klontvormend grind vullen. Sochtends en s’avonds scheppen en wat nieuw kattengrind erbij. 1x per week hele bak verversen. Aangezien jouw man dit graag wilde, zou ik afspreken dat hij zorgdraagt voor de verschoning van de bak