“Mam. Mahaaam!” Ik ontwaak uit een onrustige slaap. En een droom waarin ik door een grasveld vol madeliefjes huppelde, met aan mijn arm een mand vol Tony’s Chocolonely. Ik was wonderbaarlijk slank en zag er jong uit. Heel jong.
“Mahaam”, schudt mijn oudste nu aan mijn schouder, “word ’s wakker.” Langzaam doe ik mijn linkeroog open. Ik zucht. De rechter gaat nu ook open. Ik kijk strak voor me uit, recht in het zorgelijke gezicht van mijn oudste. Thank god. Er zit nog leven in mijn moeder, lijkt hij te denken. “Hoe laat moet ik naar het feestje van Winay? Papa kan de uitnodiging nergens meer vinden.” Het lijkt wel of ik alleen maar kan zuchten. Ik durf mijn hoofd niet op te tillen. Die is zo zwaar en doet zo zeer. Ik hap naar lucht en pers er uit: “half twee.” Mijn oudste knikt en dekt me toe. “Oké, mam. Doei!” Ik probeer me op mijn rug te draaien. Mijn hele lijf doet zeer. Het lukt. Ik staar naar het plafond en voel de hitte vanaf mijn middel naar mijn hoofd jagen. Mijn hemel. Ik sta in de fik. Beneden hebben mijn kleinste en oudste ruzie. Ze schreeuwen. Dat wil ik ook. Maar ik heb er de kracht niet voor. Ik sukkel weer in slaap. “Maham. Waar heb je het cadeautje voor Winay neergelegd? Papa kan het niet vinden.” Nee he? “Ligt op de grote tafel”, fluister ik. “Oké, mam. Doei!” Als een aangespoelde walvis draai ik op mijn rechterzij. Mijn ogen vallen dicht en ik val weer in slaap. “Maham. Papa kan het inpakpapier niet vinden.” Het is vreselijk om te lachen. Als ik me niet zo beroerd zou voelen. “Staat achter de kamerdeur”, sis ik. “Oké, mam. Doei!”
Ik ben nooit ziek. En nu weet ik waarom. Ik kijk wel link uit. Kans om ziek te zijn krijg ik gewoonweg niet. Want daar komt, met hangende schoudertjes, mijn kleinste naar boven. “Papa is stom. Ik vind het helemaal niet leuk dat jij ziek bent”, pruillipt hij. Voor de verandering zucht ik nog maar eens diep. En zeg dat papa niet stom is. Maar dat het wel stom is dat ik de griep heb. Slaat inderdaad nergens op. Mijn kleinste vertrekt. Ik ook, naar nachtmerrieland. Waar ik weer ruw word uitgetrokken. Mijn oudste: “Maham. Weet jij waar mijn jas is? Wat zeg je? Aan de kapstok? Oh jah! Oké, mam. Doei!”
Voor de zoveelste keer die dag, worstel ik me op mijn rug. Houd me kranig als een koortsaanval mijn lijf oppookt. Laat me uit bed vallen. Strompel naar de kast voor een droog T-shirt. Lever een gevecht op leven en dood als ik dat stukje stof aantrek. Stort weer op mijn bed. En val uitgeput in slaap.
“Maham. Ben d’r weer!”, toetert mijn oudste in mijn oor. Enthousiast en veel te hard vertelt hij over het feestje. Ik kan er geen touw aan vastknopen. Zijn hoge stemmetje zaagt als een tandartsboortje door mijn hoofd. Ik zucht. En moet mijn moeder gelijk geven: moeders kunnen niet ziek zijn. Onmogelijk.
Karin van Leeuwen (42 jaar) is in between jobs, maar drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen. De andere blogs van Karin op Damespraatjes vind je hier
Lees hier de persoonlijke blog van Karin: www.kaleeuw.blogspot.com
Foto Karin: gemaakt door Tom Brekelmans