Yoga als middel om trauma’s te verwerken. We lazen een paar jaar geleden al dat er door het Nederlandse leger yoga-instructeurs worden aangenomen om militairen te trainen. Natasja Bijl interviewde Rebecca. Rebecca geeft naast haar reguliere baan bij defensie, yogalessen op een yogaschool en organiseert yoga-bergwandelvakanties. Maar ook tijdens haar werk staat ze regelmatig op de mat.
Yoga in de marinekazerne
‘Mijn eerste ervaring met yoga was toen ik in verwachting was van mijn oudste, nu elf jaar geleden. In de jaren die volgden ging ik soms hele periodes niet en dan weer wel naar yogales. Na een tijdje merkte ik dat ik verdieping nodig had en ben de TeacherTraining Vinyasa gaan volgen. Mijn collega’s kregen hier lucht van en vroegen me les te geven op de marinekazerne in Amsterdam. Dat werd goed ontvangen. Voor mij was het de start van lesgeven bij defensie.’
Yoga als zorgelement
De geschiedenis van yoga bij defensie begint in 2004, toen er vanuit de Dienst Hindoe Geestelijke Verzorging (Dienst HinGV) een eerste yogaworkshop werd georganiseerd. Yoga is één van de zogenaamde ‘zorgelementen’ van de deze dienst. In de jaren erna werden er per jaar meerdere yogaworkshops aangeboden. Daar was veel belangstelling voor.
Op de yogamat in Mali en Afghanistan
Er ontstond een yoganetwerk van collega’s (yogadocenten) die interesse hadden yoga verder binnen defensie te verspreiden. Er werd begonnen met het geven van inlooplessen op grote kazernes. Om yoga binnen defensie toegankelijker te maken was er behoefte aan meer yogadocenten. In 2016 werd er een eerste groep docenten (militairen en burgers) binnen defensie opgeleid. Het bereik wordt hierdoor enorm snel groter: collega’s op uitzending geven zelfs les, dat betekent dat ze in Mali en Afghanistan ook op de mat staan. Zo zie je maar hoeveel moois er uit één zaadje kan groeien!
Hoe yoga deze machocultuur veroverde lees je in het komend nummer van Yoga International. Neem voor maandag een abonnement en ontvang dit nummer thuis! Het nummer verschijnt omstreeks eind januari 2018.
Tekst: Natasja Bijl