Aan tafel bladert een man met hechtingen boven zijn ogen door een tijdschrift. Mijn kleinste kijkt naar hem en ik weet wat er gaat komen. “Wat heeft die meneer aan zijn ogen?”, vraagt mijn kleinste net iets te hard. De man met de hechtingen kijkt op. De vraag van mijn kleinste negeren heeft geen zin zo weet ik uit ervaring, want dan wordt die gewoon nog een keer herhaalt, maar dan drie tandjes harder. Ik buig naar zijn oor en zeg dat hij aan zijn ogen is geopereerd. Mijn kleinste rekent het goed en blaast in zijn warme chocomelk. Opgelucht haal ik adem: het ‘waarom’ laat hij voor deze keer zitten.
De deur gaat open en de plastisch chirurg noemt de naam van mijn jongste. We lopen haar kamer binnen. Ze vraagt wat er met zijn pink is gebeurd. Keurig vertelt mijn kleinste dat zijn grote broer een kapot goede sprong op de trampoline maakte maar dat de landing abominabel was. Dat was vier maanden geleden. Ze buigt het nog steeds dikke pinkje. Weet het ook niet.
Lees ook: Mara leert je om het knuffelhormoon aan te maken
We melden ons bij de afdeling radiologie en wachten. “Denk jij dat het erg is wat ik heb, mam?”, piept mijn kleinste. Ik schud mijn hoofd. Maar zeker weet ik het ook niet. We worden geroepen door de fotomevrouw. Ze maakt drie foto’s. “Ik mag er eigenlijk niets over zeggen”, lispelt ze samenzweerderig, “maar ik kan zien dat de pink gebroken is geweest.” Mijn kleinste verschiet van kleur. Ik ook. Jammeren doet ie niet, dapper stapt ie naast me door de lange ziekenhuisgang. Terug naar de plastisch chirurg.
Ze laat zien waar de breuk was. Er is een hap uit het bovenste vingerkootje. “Goh”, mompel ik, “dan moet hij best veel pijn hebben gehad.” Ze knikt. “Ja ik zei toch ook dat het zeer deed”, wrijft mijn kleinste een flinke schep zout in mijn open moederwond. De plastisch chirurg raadpleegt een collega. Zegt iets over opereren. Mijn jongste kijkt me als door een wesp gestoken aan. Terwijl zij weg is, bekijken wij de foto van zijn pink. Best interessant vindt ie. “Denk jij dat ik moet worden geopereerd”, vraagt hij. Ik haal mijn schouders op. Het zal toch niet? Nee. Het zal niet. De plastisch chirurg weet niet of het door een operatie beter wordt. Therapie. Mijn kleinste wordt doorverwezen naar de ergotherapeute. “Over zes weken wil ik je weer terug zien”, zegt de plastisch chirurg tegen mijn kleinste. Mijn kleinste vindt het allemaal prima als hij nu maar kan gaan. Het is mooi geweest, zo heeft hij besloten.
In het ziekenhuisrestaurant neemt hij kleine hapjes van zijn warme saucijzenbroodje. Ik kijk naar die dappere dodo. “Ik ben blij dat ik niet geopereerd hoef te worden”, kauwt hij een stukje saucijs weg, “want het deed wel pijn hoor, maar weet je mam, het is maar pink. Zoveel doe ik daar nou ook weer niet mee.”
Ik ben met stomheid geslagen door zoveel wijsheid. Want ach wat heeft hij gelijk. Tuurlijk er valt prima te leven met een krom linkerpinkje. Maar om te voorkomen dat ik over een jaar over twaalf alsnog wordt aangeklaagd omdat ik een lousy moeder was, zit ik nu hier met hem. En trakteer hem op warme saucijzenbroodjes. Want dat helpt. Altijd.
Karin van Leeuwen (44 jaar) schrijft vanuit haar eigen bedrijf De Gooise Pen en is drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen.