Hoewel de kalender meldt dat het al ver in september is, lijkt het buiten wel zomer. Heerlijk. Op woensdagochtend besluit ik om ’s middags met mijn mannen naar een grote, gezellige speeltuin te gaan. Ik plemp de broodtrommels vol met lekkere broodjes, kook eieren, mik een busje Aromat in mijn tas, zet een fles water koel en spoel de druiven af. Klaar.
Als mijn boenders na een ochtendje school huppelend het gebouw verlaten, worden ze heel blij als ik vertel waar we heen gaan. Druk pratend rijden we er heen. We zoeken een tafel uit. “Ik wil een tafel die een beetje koud is”, gooit mijn kleinste in de groep. Ik trek mijn wenkbrauwen op. “Hij bedoelt in de schaduw, mam”, rolt mijn oudste met zijn ogen. Telkens weer verbaas ik me erover dat hij het slang van mijn jongste verstaat. We vinden een koud tafeltje, gaan zitten en vallen aan. Eten! Snel! Want er moet worden gespeeld.
Mijn kleinste zit in een duizelingwekkend ding dat hard en steil omhoog schiet, mijn oudste staat als een waanzinnige te springen op de trampoline. Ik pak mijn zonnebril, vis de nieuwe Linda uit mijn tas, zucht tevreden en lees. Achter mij zijn twee tafels in beslag genomen door, ik vermoed, Amerikanen. Het jongetje dat een ontevreden hoofd heeft, is jarig. De ouders hebben een boedelbak vol eten de speeltuin ingereden. “Zo”, wijst mijn oudste naar de feesttafels, “lekker allemaal.” Ik knik. Mijn oudste vertrekt weer.
Niet veel later komt hij terug. Apetrots. In zijn hand heeft hij een zwarte ballon in de vorm van een piemel. Hij ziet me kijken. “Gaaf zwaard, he mam?” Ik haal opgelucht adem. Het is een zwaard. Ik was zo gefocust op die opblaasbare piemel, dat ik zijn gezicht nog niet had gezien. Hij is geschminkt. Hij is een clown. Ik houd niet van schminken. En al helemaal niet van clowns. Ik heb een grondige hekel aan clowns. Maar dat zeg ik niet. “Jeetje, wat ben je mooi”, lieg ik. Hij schudt zijn hoofd. “Ik vind dat ik er raar uitzie.” Ja. Ik vraag waar zijn broertje is. “Staat in de rij, voor de schmink.” We zoeken ‘m op en treffen mijn kleinste keurig wachtend in een rij aan. In zijn hand heeft hij een oranje opblaasbare piemel, eh zwaard. “Ik word ook een clown”, juicht hij. Ik hap naar adem terwijl het meisje van de speeltuin het gezicht van mijn jongste vol kliedert. Apetrots is ie.
Op de terugweg sukkelt mijn kleinste in slaap. De greep om zijn opblaasbare zwaard verzwakt en het ding vliegt uit het raam. Hij wordt wakker van het gegil van mijn oudste. Als hij doorheeft wat er is gebeurd, zet hij het op een brullen. Ook dat nog. Ik keer om en kijk of ik dat oranje zwaard ergens zie. Ja! Daar aan de overkant. Ik moet een enorm stuk omrijden om te keren. Ik tuur, maar zie dat oranje gevaarte niet meer. Mijn oudste wel. Hard trap ik op mijn rem. Mijn boenders schieten naar voren en schrikken. Ik spring de auto uit op zoek als een dolle naar dat zwaard. Zwaaiend met het ding hol ik ingenomen terug naar de auto. Op de achterbank zitten twee brullende clowns. Zwaar over hun toeren. Ik mik het zwaard op de achterbank. “Goed vasthouden nu he?”, grijns ik, “want je weet: ridders zijn coole gasten.” Mijn kleinste heeft het begrepen. In mijn achterspiegel zie ik dat hij met zijn priegel vinger het raam dicht doet om vervolgens weer in slaap te sukkelen. In zijn knuist zijn zwaard.
Wat een dag.
Karin van Leeuwen (41 jaar) is in between jobs, maar drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen. De andere blogs van Karin op Damespraatjes vind je hier
Lees hier de persoonlijke blog van Karin: www.kaleeuw.blogspot.com
Foto Karin: gemaakt door Tom Brekelmans