fb

Ka ziet de botsing gewoon gebeuren

Ik sta voor het raam. Daar sta ik graag. Want dan zie ik wat er in onze straat gebeurt. Voor iemand die graag overal van op de hoogte is, is dat heel belangrijk, het reilen en zeilen in een straat. Ik observeer, praat met buren en trek vaak en veel mijn eigen conclusies. Ik kan dat.

Terwijl ik de straat een beetje inkijk van achter het raam, komt er een groene auto aanrijden. Appeltjesgroen. Ik ken de auto niet. Het is het soort auto dat ik graag wil hebben. Vooral door de kleur. Onze auto staat voor de deur en er kunnen met gemak drie wagens voor onze auto worden geparkeerd. Het groene autootje rijdt langs de stoeprand. Schots en scheef. Hotsend en botsend. Ik ben alert. Wat is dit? Wie zit er in deze auto? Iemand die zijn fles water heeft verwisseld voor een fles wodka? De auto is nu zover dat ie redelijk langs de stoeprand staat. Ik zeg: niets meer aan doen. Daar denkt de bestuurder heel anders over. Ik zie het groene gevaarte naar voren rijden. En weer naar achter. Dan heel hard, schokkend naar voren en weer terug.

Wat gebeurt hier toch allemaal, denk ik als ik een klap hoor en onze auto zie schudden. De appeltjesgroene auto botst tegen onze auto aan. Terwijl er een zee van parkeerruimte is. Ik stiefel naar buiten om de schade te bekijken. De linkerdeur van de groene auto zwaait open. Het duurt even voordat er een tamelijk oude dame moeizaam uitstapt. Steunkousen in chique hakschoentjes. Een lange wapperende jas. Haar grijze haar in een nonchalante knot die ik ook wil maar niet kan maken. Gerimpeld gezicht. Haar handtas stevig onder haar arm geklemd. Scheldend staat ze op straat terwijl ik nauwelijks schade op onze auto kan ontdekken. “Snapt u dat nou?”, prikt ze met een knokige wijsvinger in mijn arm. Ik schud mijn hoofd. “Hebben ze de achterruit van mijn auto voorzien van donker glas. Ja. Hoe moet ik dan achteruit rijden? Ik zie dan toch niets?”, foetert ze, “en daarom rijd ik tegen jouw auto aan. Daar kan ik niets aan doen, dat komt die verrekte geblindeerde ruit.” Voorzichtig sla ik haar op haar broze schouder. En herhaal als een mantra dat het wel goed is. Als ze het tuinpaadje van mijn oude buuf inloopt, zie ik dat ze een trekkend been heeft. Ook dat nog. Ik realiseer me dat we enorm mazzel hebben gehad dat de schade aan onze auto nul is.

De Man luistert met open mond als ik hem dit verhaal vertel. Hij is niet zo zeer verbaasd over de dame, maar over mij. Dat ik zo rustig bleef. Nou dat komt zo. Toen ik net met mijn rijbewijs had en midden in het centrum woonde, waar parkeren altijd een crime was en ik sowieso niet kon inparkeren, heb ik een Ferrari aan puin gereden. Een rode geparkeerde Ferrari. Na de klap, legde ik mijn hoofd op mijn stuur en vreesde dat de eigenaar mij zou vierendelen. De eigenaar schoof het gordijn opzij en wenkte mij. Daar ging ik. Op naar de slachtbank. De deur ging open en ik bereidde me voor op het ergste. Dat kwam niet. “Als jij nou even mijn baby vasthoudt, pak ik even een biertje. Denk dat je die wel kunt gebruiken.” En onder het genot van een biertje, vulden wij het schadeformulier in.

Het was toen, tijdens de laatste slok van mijn biertje, dat ik me voornam dat ik me overal over op mocht winden, mensen schaamteloos mocht uitkafferen als ze iets deden wat me niet zinde, maar dat ik altijd, maar dan ook altijd, rustig zou blijven als een ander tegen onze auto aanbotste.

Want inderdaad: wie verzint het nou, een donkere achterruit?

Lees ook:

Karin van Leeuwen (43 jaar) schrijft vanuit uit haar eigen bedrijf De Gooise Pen en is drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen.

Reageer ook