Bij het aanschaffen van een hoogslaper voor Bob heb ik er niet bij stilgestaan dat het verschonen van het dekbed en onderlaken ervan amper is te doen. Ik hoorde andere ouders daar nooit over klagen. Ik begrijp dat niet, het verfrissen van zo’n bed is namelijk bootcampen op grote hoogte. Het begint er al mee dat ik dat trapje op moet waarvan de treden net even te ver uit elkaar zijn getimmerd. Regelmatig donder ik daarvan dus af. Uiteraard met in mijn handen het dekbed, dat ik prompt laat vallen en waarover ik vervolgens uitglijd.
Als ik uiteindelijk het matras heb bereikt, stoot ik minimaal vier keer mijn hoofd aan het plafond. Ik moet immers alle hoeken van het veel te zware matras omhoog trekken om dat hoeslaken er om heen te frotten. Dan moet ik het dekbed instoppen. Een hoogslaper gemaakt van scharrel sloophout, het leek zo mooi. Ik heb me erin verslikt. Want als ik dat dekbed er met pijn en moeite in prop haal ik steevast mijn vingers open.
Gisteren was het weer zover: tijd voor Operatie Hoogslaper.
Toen ik veilig op het trappetje stond, zag ik het onmiddellijk; er miste een olifant uit de roedel. Mijn oudste slaapt met vier olifanten. Twee grote en twee kleintjes. Of het de oudste of jongste was weet ik niet, maar een van de twee had de poten genomen. Vloekend en hoofdstotend ging ik op zoek. Trok het matras met gevaar voor eigen leven omhoog. Kwam met mijn rechterhand klem te zitten tussen het sloophout. Schudde het dekbed uit. Nergens. Nergens kon ik het beest vinden. Een weggelopen knuffel, ik geloofde er niet in. Waar was dat beest?
Bob kuierde vrolijk zijn kamer binnen. Keek me verbaasd aan. “Ha mam. Wat is er met jou gebeurd?”, doelde hij op mijn rood aangelopen hoofd vol zweet. Ik liet me van het trappetje afglijden. Pakte zijn gezicht met twee handen vast. “Niet schrikken, maar een van je olifantjes is er van door. Ik kan hem nergens vinden. Maar: geen zorgen. Het komt goed. Ik verlaat deze kamer niet voordat ik dat beest heb gevonden”, riep ik strijdvaardig.
Hij keek me aan of ik gek was geworden. Pakte vanonder de hoogslaper een bak. Daar lag ie. Moederziel alleen: kleine olifant. Ik pakte het beestje op, drukte de verloren zoon tegen mijn gezicht. Bob wapperde met zijn hand. “Leg ‘m maar weer terug, mam. Ik ben negen, bijna tien en word te oud voor die olifanten. Knuffels zijn voor baby’s.”
Geëmotioneerd besteeg ik Alp du Hoogslaper. Liet me op het matras vallen. Knuffels zijn voor baby’s….
Die avond viel ik in slaap met kleine olifant. Zonder dat mijn oudste het wist, had ik hem geadopteerd. En ik wist: het was een kwestie van tijd voordat ik met een roedel in slaap viel…
Karin van Leeuwen (44 jaar) schrijft vanuit haar eigen bedrijf De Gooise Pen en is drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen.