Ik ben met mijn drie mannen in Londen. En dat is een belevenis op vele fronten. Zo hadden mijn kleinste en grootste nog nooit in een vliegtuig gezeten. Vonden ze best een toestand. Om de paar minuten porde mijn kleinste in mijn zij en vroeg: “we storten toch niet neer he?” Een paar jaar terug zou ik antwoorden: ‘welnee schat, de piloot wil zelf ook graag heel aan de grond komen’, maar daar durf ik tegenwoordig mijn hand niet meer voor in het vuur te steken. Maar goed. We zitten dus in Londen.
We verblijven in een hotel, dus ik hoef niet te koken. Niet na te denken wat we moeten eten. Geen boodschappen te doen. Daarvoor in de plaats is het probleem ‘waar gaan we eten?’ gekomen. Sja. De eerste avond schoven we aan in een pub. Ik schoof een zalige pie naar binnen terwijl mijn kleinste zijn flesje ice tea over mijn broek heen slingerde. Vier dagen te gaan met nog een broek. Een uitdaging. De pub beviel zo goed, dat we dag twee daar ook aanschoven. Maar om nou elke dag in dezelfde pub te eten vond ik stom. Dus slenterden we de straat vol eettentjes over. Voor het raam van de Chinees hingen gebraden en gelakte eenden. Ik vond het onsmakelijk. Little Persian met zijn waterpijpen vond ik ook niet heel aantrekkelijk, de Marokkaan die me dan fantastisch leek, was al die dagen gesloten. En zo belandden we bij een Braziliaan. Met een buffet en iets met mannen en vlees aan tafel zo lokte de ober in slecht Engels ons binnen.
Daar zaten we dan. Het was nog niet erg druk, maar dat kwam omdat wij vroeg waren. We liepen langs het buffet en schepten gretig op. Lekker hoor. Koude groene asperges, tomaat, een bonensalade, lauwe frietjes en nog veel meer. En toen gebeurde het. Vanuit het niets stond ineens een joekel van Braziliaan met een standaard met daaraan een homp vlees en een enorm slagersmes aan onze tafel. Mijn kleinste nam een vluchthouding aan, mijn oudste hield de Braziliaan nauwlettend in de gaten. Hij gromde iets, duwde De Man een tangetje in zijn handen, sneed vlees en gebaarde De Man dat hij dat met dat tangetje moest pakken. Toen keek hij mij met zijn gitzwarte ogen indringend aan. Hoewel ik niet zo’n vleeseter ben, leek weigeren me in dit geval een tamelijk slecht idee. Ik knikte. Pakte met mijn tangetje het vlees dat hij afsneed. Opgelucht haalden we adem toen hij verdween. Een minuut later stond er een andere Braziliaan aan onze tafel. Met kippenvleugeltjes. Prima, vinden we allemaal lekker, kip. Ik had het velletje van de kip er nog niet af, of daar stond die joekel van een vleesdrager weer. Zenuwachtig schudde De Man zijn hoofd. De ogen van de Braziliaan schoten vuur. De Man grijnsde, it was just a joke. Tuurlijk wilde hij nog vlees. De Braziliaan snoof en sneed wederom een plak vlees van een of ander beest af. Mijn jongste en oudste liet hij met rust. Ik bungelde nog aan zijn aandachtsdraadje. Toen hij weg beende, hielden we familieberaad. We zouden de vleesdragers niet meer aankijken. Geen oogcontact maken. We gaven elkaar een high five. Briljant bedacht, maar werken deed het niet.
De dag erna schoven we weer aan bij de pub die zo goed beviel en waar we gewoon een pie mochten eten zonder dat er een of andere slager aan onze tafel gevaarlijk met een mes stond te zwaaien. Daar waar we lekker voetbal konden kijken. Daar waar geen Mexicaans biertje was te krijgen, maar wel een pint Londons Pride.
Ja. Het was een hele belevenis dat Londen.
Karin van Leeuwen (43 jaar) schrijft vanuit uit haar eigen bedrijf De Gooise Pen en is drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen.