Mijn oudste heeft een boekbespreking. Zeven jaar oud, zittend in groep 4 is het de hoogste tijd om voor de klas te staan en over een boek te vertellen. Logisch. Toen ik zeven jaar oud was, wist ik nog maar net hoe ik de deksel op de lijmpot moest draaien, kon ik vijf letters van het alfabet opzeggen en mijn eigen billen afvegen. Dat waren toen wel zo’n beetje mijn skills. En van een boekbespreking hadden we nog nooit gehoord. We moesten, ik geloof in klas 7, een spreekbeurt houden. Over je cavia. Of je broertje. Zoiets. Mijn oudste kan al veel meer. Moet ook al veel meer.
Met zijn handen in zijn zij staat hij voor zijn boekenkast. “Zal ik Pinkeltje lezen?”, vraagt hij mij. Pinkeltje?! Geschreven door die racistische Dick Laan die het over negerpopje en zo zwart als roet heeft? Ik vraag voorzichtig of hij niets anders heeft. “Dolfje Weerwolfje dan?” Ja, dat lijkt me een beter idee. Hij leest het boek en vervolgens vraagt hij elke dag ‘wanneer we nou aan zijn boekbespreking gaan werken’.
Ik leg hem geduldig uit dat het nog vier weken duurt voordat hij aan de beurt is. En die vier weken kun je wel op je hoofd vallen en vergeet je alles wat je had voorbereid net zo hard. Bovendien lust ik deadlines rauw, dus we wachten lekker tot het weekend. Ik heb het boek ook gelezen. Daar gaan we. Mijn première als huiswerk-hulp.
Mijn oudste vindt het allemaal komisch. Ik vind het minder komisch. Driftig zoek ik naar een papiertje waarop staat wat de bedoeling is. We beantwoorden de vragen, en vatten het verhaal samen. “Dat moet ik uitschrijven”, weet mijn oudste. In een priegelhandschrift (‘ja, we moeten aan elkaar schrijven van de juf’) schrijft hij op een papiertje. Zoekt twee bladzijdes uit die hij gaat voorlezen. Ik vraag of hij zenuwachtig is. Een beetje, bekent hij. “Weet je Tobias nog, mam?” Nou en of. Tobias had een boekbespreking totaal niet voorbereid. Een kwartier voordat hij zijn bespreking moest houden, werd Tobias lijkbleek. Nog net op tijd haalde hij de prullenbak en leegde zijn maag. Het kind was op van de zenuwen. “Maar ja, hij had het boek niet gelezen”, concludeert mijn oudste nuchter.
Na een uurtje zijn we door de voorbereidingen heen. Het is nu een kwestie van oefenen. Dinsdag vraagt hij om tien voor half zeven ’s ochtends of we even kunnen oefenen. Terwijl ik aan moet poten om al die brooddozen en bakjes met voedsel te vullen voor de hongerige mannen, knik ik. Tuurlijk. Mijn oudste zit in zijn pyjamaatje op een tonnetje terwijl ik zijn schoolbroodje beleg met worst met een wit randje. Hij vertelt het verhaal van Dolfje Weerwolfje. Het gaat prima. Als De Man uit bed komt, vrees ik het ergste. Natuurlijk vraagt mijn oudste of De Man ook even zijn boekbespreking wil horen. “Moet dat nu?”, bromt De Man die ’s ochtends niet op zijn aller-vrolijkst is. Mijn oudste knikt en met zijn vrolijke stemmetje dreunt hij zijn riedeltje op. Vanmiddag zijn mijn ouders aan de beurt en morgen zijn klasgenootjes. Ik kijk naar mijn oudste. Wat een bonk wordt het. Wat een wijze bonk. “Het gaat me morgen lukken, mam”, straalt hij. Er is werkelijk geen haar op mijn hoofd die daar aan twijfelt.
Ilonka -
Ik vind het wel goed dat kinderen steeds vroeger leren om voor een groep te spreken. Volgens mij hebben de jongeren van nu daar ook veel minder moeite mee dan mijn generatie. Ik was denk ik 12 toen ik voor het eerst iets moest presenteren en kon er al weken tegenop zien.