Een hot item gedurende ons verblijf op camping is Het Vakantievriendje. Ik heb het niet over bonkende harten, romantische wandelingen langs het strand en elkaar aanstaren bij het kampvuur. Ik heb het over matties. Gassies waarmee je als kind kunt spelen. Bob en Tom waren nog maar koud op de Franse camping toen ze op vriendenjacht gingen. Lijkt simpel. Is het niet.
Een vriend moet aan verschillende eisen voldoen. Zo is het belangrijk dat je elkaar kunt verstaan. De Fransen vallen automatisch af. Aan hun woorden is geen touw vast te knopen. Tegenover ons stond een Duits gezin. Vader, moeder, zoon, dochter. Kinderen waren in de leeftijd van Bob en Tom. Leek ideaal, was het niet. Ze waren prima te verstaan want vader grossierde in bevelen. Hard en duidelijk. Het meisje en het jongetje hadden het brul-gen ook. Daar viel misschien wel mee te leven. Minder aantrekkelijk waren de vele huilbuien die ze hadden. Snotterige snikken en lange uithalen. Mijn twee mannen zochten verder.
Speurden op hun fietsje de tenten, caravans, campers af. Keerden teleurgesteld terug. Geen speelmaatjes te vinden. Verslagen gingen ze naast elkaar op hun campingsstoeltje zitten. Hoe moesten ze de vakantie doorkomen. Met elkaar? “Dat is kapot saai. Doen we het hele jaar al.”
Ik moest denken aan Gino. Twee vakanties geleden. Apetrots kwam Tom vertellen dat hij een vriendje had. “Ja, met de nadruk op ‘je’,” proestte Bob. Ik vroeg hoe oud hij was. Zes jaar. De dag erna nam mijn jongste zijn campingmattie mee. “Kijk nou, mam, die voetjes en die handjes.” Tom praatte over hem alsof hij er niet bij was. Ik schaamde me kapot. Dit jongetje was een lilliputter. Rompje klopte, de rest van zijn ledematen waren niet helemaal op lengte. Om het gebrek aan lengte te compenseren, commandeerde hij alles en iedereen. De kleine man werd ingeruild voor een groter exemplaar van Vlaamse afkomst. “Weet jij hoe ze bij hem een portier noemen, mam? Een buitenwipper.” En passent bracht Alain Tom wat taalweetjes bij, wat ik enorm waardeerde.
Sinds vijf dagen hebben mijn mannen een kameraad gevonden. Jack. Uit Liverpool. Praat zo plat dat ie nauwelijks is te verstaan. Dagelijks scheurt ie op zijn mountainbike naar onze tent. “Bob. Tom! Let’s play cop and robber. You are the robbers. I’m the cop. Okay?!” schreeuwt hij dan. Duidelijk onder de indruk knikken mijn mannen en gaan mee.
“Mam?” vraagt Tom als hij voor die dag is uitgespeeld met zijn nieuwbakken vriend, “is een firetruck een brandweerwagen?” Ik knik. “Hm. Jacks vader kan twee brandweerwagens trekken.” Twee brandweerwagens trekken? “Ja. Hij heeft echt een hele dikke nek en allemaal tatoeages op zijn arm. Hij doet mee aan van die sterkste man-westrijden.” Ik verslik me in mijn roseetje.
Als de Britse Hulk Hogan zijn kind sommeert Bob en Tom te halen voor een afscheidsfoto besluit ik voor de zekerheid niet te weigeren. “En oh ja, vraag even zijn handtekening,” roeptoeter ik tegen drie jongensruggen. Je weet maar nooit.
Karin van Leeuwen (44 jaar) is eigenaar van tekstbureau De Gooise Pen. Heeft meer dan twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee mannen Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven (momenteel is ze druk met een boek!) is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool voor spinninglessen en krachttrainingen. Alledrie haar mannen atletieken en Bob en Tom doen daarnaast aan freerunning.