“Ik ben zo ontzettend klaar met die kutpoets,” fulmineert Jane als ze onder de douche stapt. We hebben net een uur lang het snot voor onze ogen gefietst en even zolang uitgekeken naar de welverdiende kalmerende waterstralen.
Vragend kijk ik om het muurtje hokje twee in. Ze heeft haar haar ingezeept, spuugt uit wat in haar mond terechtkwam. “Wat denk je wat? Sluit ze me buiten. Kom ik mijn huis niet meer in.” Ik bereid me voor op een vet verhaal. Mijn spinningmaatje heeft me eerder haar relatie met haar huishoudelijke hulp uit de doeken gedaan. Vertelde dat ze elke dinsdag weer hoopte dat als ze thuis kwam de poetsster was vertrokken. “Maar ja, dan zie ik haar brommer staan en dan moet ik snel beslissen: ga ik naar binnen of rijd ik net zo lang rondjes tot ze mijn huis uit is?” Ik begrijp er niks van. Gooi dat mens de deur uit. Nee, zo vindt Jane, dat is zielig.
Dus ze doet haar werk goed. “Wat?! Nee! Ze zet alles op verkeerde plekken terug. Zoek ik mijn haarborstel die ik altijd in mijn toilettas naast de wasbak stop, is dat kreng weg. Heeft ze ‘m in het kastje boven de wastafel gelegd. Why? vraag ik me dan tandenknarsend af.” Ik maak terwijl ik mijn haar uitspoel de balans op. Jane heeft een werkster die uit een of ander voormalig Oostblokland komt, nauwelijks Nederlands spreekt, spullen op andere plekken teruglegt en eigenlijk niet deugt. Klaar ermee, lijkt me.
Ik vraag naar haar buitensluiting.
Jane haalt diep adem. Vertelt dat ze thuiskwam na een lange dag werken. Dat ze gedag riep boven. Nee, ze kreeg geen antwoord, maar vond het gesneden en stiefelde naar de keuken. Pakte twee crackers en een glas melk. “Ik zette mijn stoel in de zon in de tuin, liet de dag van me afglijden.” Niet voor lang, zo schuimbekt ze. Als ze weer naar binnen wil, ontdekt ze dat de schuifpui dicht is. Op slot. Geen beweging in te krijgen. “Sta ik daar in mijn omheinde tuin vol prikkeldraad om inbrekers te weren.” Ik stap iets verder mijn douchehokje in zodat Jane niet kan zien dat ik sta te grijnzen. “En toen?” vraag ik zo neutraal mogelijk. Ik hoor haar driftig in haar bijna lege fles conditioner knijpen. “Mijn zoon gebeld. Duurde natuurlijk een eeuwigheid voordat hij er was, maar hij heeft me uit de tuin bevrijd.”
Ik zou klaar met haar zijn, gooi ik olie op het vuur. “Ja joh, ben ik ook, maar zo’n vrouw doet ook haar best denk ik dan. En waar haal ik zo snel een andere vandaan?” Jane pakt haar handdoek, droogt haar rug. “Ook zo ergerlijk: als ik een briefje neer leg met de vraag of ze de keukenkastjes wil schoonmaken, krabbelt ze er ‘oh, oke’ onder. Vervolgens doet ze het niet.”
Ik opper voorzichtig of het niet beter is dat Jane zelf schoonmaakt en het geld in haar zak houdt. Ze schudt haar hoofd. Ze heeft het druk zat.
En eigenlijk is het ook wel weer hilarisch, vindt Jane. “Laatst vroeg ik haar of ze de ramen wilde lappen. Wat denk je dat ze zegt? Nou?” Ik haal mijn schouders op. “Eb jou geen glazenwasser?”
Een poets met zoveel humor, die moet je inderdaad niet de deur wijzen, vind ik nu ook.
Karin van Leeuwen (44 jaar) schrijft vanuit haar eigen bedrijf De Gooise Pen en is drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen.