Een tijdje geleden bezocht ik een bekende. Hij rookte een sigaret en begon plotseling te hoesten. Toen hij eindelijk weer normaal ademhaalde, vroeg ik hem wanneer hij van plan was te stoppen met roken. "Als mijn zorgen voorbij zijn!" antwoordde hij. Daar had hij gelijk in. De dag dat onze zorgen – en die ons een hoop tijd kosten – voorbij zijn, is de dag dat we sterven.
Problemen en zorgen vormen een bijzonder groot onderdeel van ons leven. En wat zou het leven zijn zonder ze?
Toen ik 14 was, kochten mijn ouders een nieuw huis. Naast ons woonde een ouder echtpaar van in de zestig. Ze hadden acht kinderen en een was er nog thuis. Joey, het kind, was eigenlijk geen kind, want hij was 27 jaar. Hij was echter geboren met het syndroom van Down. Gelukkig had hij het niet in ernstige mate; hij sprak zowel Engels – zij het met beperkt vocabulair – als Italiaans, de moedertaal van zijn ouders. Maar hij was nooit naar school geweest en hij kon niet lezen. In de zomer zat hij in de achtertuin met een krant voor zijn neus. Nooit bladerde hij naar de volgende pagina; een uur lang staarde hij naar dezelfde pagina. Hij wilde dat mensen dachten dat hij kon lezen. Hij wilde dat mensen dachten dat hij normaal was.
Hij rookte sigaretten, maar hij vroeg altijd iemand een vuurtje omdat hij geen lucifers mocht gebruiken. Het gevaar van vuur begreep hij niet goed. Zijn gedrag kopieerde hij van het gedrag van mensen om hem heen. Er was een jongen van mijn leeftijd, Tommy, die tegenover ons woonde. Tommy was gek van Johnny Mathis – destijds een populaire zanger. Op warme zomerdagen, als alle ramen openstonden, werd de buurt getracteerd op "Chances Are", "The Twelfth of Never" en "Misty". Ik herinner me nog een aantal zinnen van het lied omdat ik ze zo vaak hoorde. Op dat moment begon de rol van Joey. Hij wilde ook een typische teenager zijn. Maar hij was geen fan van Mathis. Hij hield eigenlijk maar van één lied: "Volare, Di Pinto Di Blu". Mijn enige Italiaans lijkt te bestaan uit de woorden van dat lied, maar ik heb geen idee wat ze betekenen. Joey’s slaapkamer was een meter of twee van de mijne verwijderd. Op die zomerochtenden had ik geen wekker nodig om wakker te worden: hij zong uit volle borst.
’s Avonds, op die hete, zwoele dagen in Detroit, kwam Joey in onze achtertuin om te praten met mijn vader en mij terwijl we in tuinstoelen zaten om te profiteren van het verkoelende briesje. Hij had altijd veel te vertellen. Het ging altijd over probelemen van de familieleden, in het bijzonder zijn broer en zussen. Zoals hij het vertelde kwam het erop neer dat de problemen alleen maar door HEM opgelost konden worden. Joey had zelf geen zorgen. Daar was hij niet gelukkig mee.
Zijn vader was diabeet en zijn beide benen waren geamputeerd. Waarschijnlijk als gevolg hiervan was hij een zuurpruim geworden en vaak hoorden we hem iets schreeuwen in het Italiaans. Joey en zijn moeder moesten het maar op zien te lossen. De verantwoordelijkheden van Joey werden groter en groter. En paar keer per week kwam er ook een huishoudelijke hulp om mee te helpen schoonmaken. Zo ging het leven zijn gang.
Ik verliet mijn ouderlijk huis en reisde 1000 kilometer verder naar St. Louis, waar iik me had ingeschreven in de universiteit. Steeds minder kwam ik in Detroit.
Op een van mijn bezoeken, drie of vier jaar later, vernam ik dat de moeder van Joey een beroerte had gehad. Ze kon niet meer koken en de eenvoudigste klusjes niet meer doen. De kinderen huurden verpleegsters voor de hele dag in, maar geen enkele bleef langer dan twee maanden omdat Joey’s vader erg veeleisend was. Uiteindelijk gaven ze het op om hulp in te huren. De dochters gingen elkaar afwisselen met het maken van de maaltijden en Joey, hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt, werd "de verpleegster". Hij was niet alleen gewend aan de uitroepen van zijn vader, maar – dat was nog belangrijker – hij wist hoe hij ermee om moest gaan.
Als ik weer eens thuis was, zag ik Joey vaak zijn moeder in een rolstoel door de buurt voortduwen; het hele jaar door. Joey had nu echte zorgen en dat deed hem erg goed. Hij was gelukkig omdat iemand hem nodig had.
Joey zou zijn ouders overleven. Toen de laatste stierf, ging hij bij een zus wonen. Hij stierf toen hij 37 was, waarschijnlijk als een gelukkig persoon.
De les: een leven zonder moeilijkheden en zorgen is een waardeloos leven; en een waardeloos leven levert geen geluk op. Vergeet het tellen van je zegeningen en spreek je dank uit voor al die beroerde problemen.
Daniel Gould
vertaling: Walter van Teeffelen
www.avantiproductions.nl