Fiore woont al twaalf jaar in dezelfde rustige straat. Het is een buurt waar iedereen elkaar gedag zegt, waar mensen tijdens warme zomeravonden op straat kletsen en waar kinderen nog veilig kunnen buitenspelen. Tenminste… dat dacht ze. De laatste maanden slaat de sfeer bij haar voordeur namelijk helemaal om. Steeds vaker gaat ’s avonds zomaar de bel. Of ’s ochtends vroeg. Of precies op het moment dat ze net zit met een kop thee, of wanneer ze haar dochtertje eindelijk in slaap heeft. En iedere keer is er niemand. In het begin lachte Fiore erom. “Jeugdig kattenkwaad,” zei ze tegen zichzelf. Maar inmiddels begint het haar op te breken. Het gebeurt soms wel zes keer op een avond. En ze weet inmiddels vrijwel zeker wie erachter zitten: de kinderen van de buren recht tegenover haar.
Steeds dezelfde timing
Het patroon is duidelijk. De bel gaat, Fiore loopt naar de voordeur, opent hem en ziet een lege stoep. Maar als ze een paar seconden later naar buiten kijkt, ziet ze altijd hetzelfde: drie jongens – tussen de zes en tien jaar oud – die giechelend achter de heg van de buren verdwijnen. Soms rennen ze snel de hoek om, maar meestal verschuilen ze zich slecht; alsof ze ervan overtuigd zijn dat ze onzichtbaar zijn. De eerste weken dacht Fiore dat het toeval was. “Ze zullen vast bij iemand anders moeten zijn,” hield ze zichzelf voor. Maar hoe vaker het gebeurde, hoe duidelijker de conclusie. Het zijn dezelfde jasjes. Dezelfde schoenen. Dezelfde schaduwen die voorbijflitsen. En eerlijk: Fiore heeft best wat geduld. Maar ze is moe. Heel moe.
Verstoorde avonden
Sinds een paar maanden werkt Fiore onregelmatige diensten. Soms komt ze pas na tienen thuis, soms moet ze om vijf uur op. Rust en regelmaat in haar huis is dan extra belangrijk. Vooral omdat haar dochtertje van vijf moeite heeft met inslapen. “Elke keer wanneer de bel gaat, schrikt ze wakker,” vertelt Fiore. “Dan moet ik haar opnieuw instoppen en dat kan soms wel drie kwartier duren. Dat vreet energie.” Het gaat zelfs zover dat Fiore bepaalde dingen niet meer durft te doen. Ontspannen in bad bijvoorbeeld. Bang dat ze net op het moment dat ze tot rust komt wéér opschrikt van die harde DING DONG. Ook eet ze regelmatig gehaast, omdat ze bang is dat de bel toch weer gaat. Het lijkt misschien een klein probleem, maar voor Fiore begint het groot te worden. Ze voelt zich onrustig in haar eigen huis. Alsof iemand anders bepaalt wanneer ze ontspanning verdient.
Voorzichtig contact met de buren
Fiore heeft haar buren altijd aardig gevonden. Ze groeten elkaar en maken af en toe een praatje. De kinderen deden vroeger altijd vriendelijk. Daarom wilde ze hen niet direct aanspreken. “Ik wilde niet de zeurende buurvrouw zijn die klaagt over spelende kinderen,” zegt ze. Toch besloot ze op een avond, na de vierde keer bellen, de gok te wagen. Ze liep naar buiten en trof de jongens net toen ze achter de heg vandaan wilden komen. “Jongens, zijn jullie nou steeds aan het bellen?” vroeg ze vriendelijk maar duidelijk. De oudste keek schaapachtig weg. De middelste zei niets. De jongste giechelde nerveus. “Nee hoor,” mompelde de oudste tenslotte. Fiore wilde het gesprek luchtig houden. “Als jullie willen spelen, prima. Maar niet bij mijn bel, oké? Mijn dochtertje wordt er steeds wakker van.” De jongens knikten, beloofden dat ze zouden stoppen en renden weg.
Die avond gebeurde het inderdaad niet meer. Fiore voelde opluchting. Misschien was het klaar. Misschien hadden ze het begrepen. Maar de rust was van korte duur. De volgende dag ging de bel weer. Om 19.05. Dan om 19.22. En vervolgens om 19.41. Drie keer. Drie keer dezelfde kleine voetstapjes die wegrenden. Fiore voelde de boosheid in haar buik prikken. Ze wilde naar buiten stormen, maar hield zichzelf tegen. Boos doen tegen kinderen werkt meestal averechts. Bovendien zat ze met een dilemma: hoe ver mag je gaan in zo’n situatie?
Het gesprek
Fiore weet dat ze de ouders moet aanspreken. Maar dat vindt ze lastig. Haar buren lijken aardige mensen, maar ze weet niet hoe ze gaan reageren. “Misschien schrikken ze ervan, misschien schamen ze zich, misschien geloven ze haar niet. Toch vrees ik dat het probleem alleen maar groter wordt als ik niets doe. Want de kinderen hebben inmiddels ontdekt dat ze ermee wegkomen. En dat maakt het straks misschien nog veel erger.” Ze piekert steeds vaker over hoe ze het moet aanpakken. “Moet ik aanbellen en het luchtig brengen? Of juist heel duidelijk en stevig? Moet ik bewijzen verzamelen, bijvoorbeeld via een deurbelcamera? Of is dat meteen veel te heftig?” Ze wil vooral één ding: dat het stopt, zonder dat de verhouding met de buren stukloopt.
Sociale leven
Waar Fiore vroeger graag vrienden uitnodigde, voelt ze zich nu ongemakkelijk. Vorige week zat ze met drie vriendinnen aan tafel toen de bel wéér ging. Niemand stond op; iedereen wist inmiddels dat het loos alarm was. Toch maakte het haar onzeker. “Je hele avond gaat in zo’n rare sfeer,” zei een vriendin later. “Alsof je elk moment gestoord kunt worden.” Fiore voelt zich daardoor steeds minder thuis in haar eigen woning. En dat steekt haar het meest. Ze wíl helemaal geen ruzie met de buren. Ze wil gewoon in rust kunnen leven. “Een huis moet een veilige plek zijn,” zegt ze. En voorlopig voelt het dat niet meer zo.
Afbeelding: Freepik
