Doodmoe was ik die bewuste zomeravond in 2004. Urenlang had ik staan werken in een oude keet, die voor even was omgetoverd tot fotostudio. Als visagiste was ik gewend aan werken in een chaos, maar dit sloeg alles. Dolblij was ik toen ik weg kon. Inmiddels was het al half tien.
Mijn auto startte moeilijk, iets waar ik niet van opkeek. Minstens vier keer per jaar moest de ANWB hem ergens wegslepen. Vriendinnen noemden hem niet voor niets ‘lijk op de weg’. Even later stond ik in de McDrive. De rij was enorm, maar de verleiding van een grote chocolademilkshake was te groot om door te rijden.
Net toen een aantal auto’s achter mij aansloot, sloeg de mijne af. ,,Kom op nou, niet híer!”, foeterde ik hardop, terwijl ik paniekerig aan het contactsleuteltje draaide. Enkele auto’s begonnen te toeteren en ik zag dat de bestuurder achter mij uitstapte. Ik deed hetzelfde.
"Problemen?”, vroeg hij glimlachend. Zonder verder iets te zeggen kroop hij op mijn stoel. Ik bekeek hem eens goed. Hij was lang, breed en aan de kloven in zijn grote handen te zien duidelijk geen zakenman. De blik van deze stoere vreemdeling deed me wankelen op mijn benen. Voor het eerst baalde ik dat mijn auto zo snel aansloeg. Zijn voorstel om samen een milkshake te gaan drinken klonk dan ook als muziek in mijn oren.
Even later zaten we tegenover elkaar.
"Boer?!" dacht ik bij mijzelf toen hij over zichzelf begon te vertellen. Ik had alles verwacht, behalve dát. Nu had ik enkele jaren ervoor Rotterdam verlaten voor Groningen, maar het platteland stond nog steeds mijlenver van mij af. Naar mijn idee hadden koeien vier uiers en was een stier altijd helemaal zwart. Iedere boer at pap, sliep tot zijn vijftigste onder een trekkerdekbed en elke boerin kon perfecte appeltaarten bakken. Van hakselen en sleepslangen had ik nog nooit gehoord en de enige keren dat ik met een boer werd geconfronteerd, was als ik mopperend achter een trekker reed.
Maar dat veranderde snel. Op het moment dat ik voet in stal zette, werd ik net zo hevig verliefd op de koeien als dat ik op de boer was.
Eenmaal ingetrokken op de boerderij was de keus dan ook snel gemaakt. Hoeveel blunders ik ook zou gaan maken en hoeveel bloed, zweet en tranen het mij ook zou gaan kosten; ik zou boerin worden!
Inmiddels zijn we alweer jaren verder. En hoewel ik nog steeds niet met de voerwagen achteruit de loopstal binnenkom en nog amper het verschil kan zien tussen gras en tarwe, voel ik mij wel steeds meer boerin.
Nu alleen die perfecte appeltaarten nog.
Mariska ten Den is boerin en schrijft prachtige columns over haar leven op de boerderij. Binnenkort verschijnt haar verhalenbundel. Meer over Mariska kun je lezen op haar website: www.mariskatenden.nl