Toen ik het kinderdagverblijf voor mijn dochter uitkoos, was ik nog hoogzwanger en zat ze nog geborgen in mijn buik. Ik keek mijn ogen uit naar alle schattige kindjes die er rondliepen en probeerde me een voorstelling te maken van mijn eigen kind, met een staartje in haar haren, spelend met leeftijdsgenootjes. Mijn hormonen en vooral mijn hart riepen volmondig ‘ja’ en tevreden waggelde ik er de deur weer uit. Daarna verdween het feit dat ze hier ook daadwerkelijk ooit naar toe zou gaan wat meer op de achtergrond, totdat ik gebeld werd voor een wenmiddag.
Een wenmiddag? “Ja, dat is om uw kindje te leren kennen en om haar vast te laten wennen aan onze leidsters!” De datum van de wenmiddag leek nog maanden verderop te zijn, dus ik stemde toe en vergat het. Totdat ik de datum opeens tegenkwam op de kalender. Maanden verderop bleek ineens morgenmiddag te zijn.
Die middag open ik met moeite de deur van de prachtige Villa Kakelbont-villa, terwijl ik probeer in te schatten wat voor type de medewerkster is die de deur net voor me heeft geopend. Had ik haar niet op z’n minst moeten laten screenen? Of, wellicht wat minder radicaal: om referenties moeten vragen? Manlief is mee, zogenaamd om de spullen te tillen en zeker niet voor de mentale steun, want kom op zeg, blufte ik die ochtend, het gaat maar om een wénmiddag. Vanmiddag gaan we daarom voor het eerst sinds tijden samen uitgebreid lunchen. Maar eerst gaan we onze dochter een hele middag achterlaten. Bij VREEMDE MENSEN. Een licht paniekgevoel overvalt me terwijl ik de trap op loop. ‘Oh God. Oh nee. Waarom ook alweer precies?!’ Ik spreek mezelf in gedachten streng toe: Kom op Romy, you can do this! Denk aan die middag me-time. Aan die heerlijke lunch die je in alle rust op kan eten, aan die lekkere kop thee die nog warm zal zijn als je ‘m aan je lippen zet! Misschien is er ook nog tijd om in alle rust nieuwe kleding te passen! YOU.CAN.DO.THIS!
We komen de kamer binnen van de babygroep. Ik zie meteen dat Elise de jongste en de kleinste is, de Benjamin van de groep. We worden aangestaard door heel veel baby- en dreumesogen. De een krijgt net zijn fruithapje, de ander haar boterham. Een in mijn ogen enorm groot kind kruipt enthousiast kletsend in het rond. De kamer is gezellig ingericht en overal zijn fijne hoekjes en speelplekken. Het ziet er uit als een plek waar baby’s het fijn vinden. Elise kijkt nieuwsgierig in het rond.
We staan nog wat onwennig in de kamer. De leidster heeft net alles over Elise genoteerd: wanneer ze haar laatste fles heeft gehad, hoe laat ze normaal gesproken slaapt, hoe ze vanochtend is opgestaan. Ik ratelde als een kip zonder kop. Alles moest ze weten, zodat ze uit elk signaal van mijn dochter kan opmaken wat er scheelt. Om daar vervolgens meteen op in te kunnen springen. Laat dat duidelijk zijn, mevrouw de leidster! METEEN op inspringen, dus. Ik probeer er nog een beetje streng bij te kijken, maar faal jammerlijk.
Vervolgens doe ik mijn dochters slaapzakje, fles en reservekleding in het bakje met haar naam er op. Er valt een stilte in de ruimte. “Nou, zullen we dan maar?” zegt de leidster op pedagogisch verantwoord vrolijke toon. Mijn man tilt Elise uit haar maxi-cosi, zo in de armen van de leidster. Elise kan haar ogen niet van dit nieuwe gezicht afhouden. Ze is zo gefascineerd door de leidster dat ze haar met open mond aanstaart en mijn man en mij amper ziet vertrekken. We hadden vooraf instructies gekregen om het afscheid zo kort en bondig mogelijk te houden, omdat veel kindjes er van overstuur raken. Ik kijk nog eens over mijn schouder, maar Elise staart nog steeds vol adoratie naar de leidster. Geen tranen. Geen hysterische taferelen. Ik voel mijn ego ter plekke indeuken.
“Nou, dat viel mee!” zegt mijn man opgewekt achter het stuur van de auto, terwijl we op weg zijn naar de binnenstad. “Wat is er?” vraagt hij vervolgens aan mij. “Vuiltje achter mijn lens,” zeg ik terwijl ik een zakdoek vol snotter, en daarna nog één.
We bestellen een uitgebreide lunch in een eetcafé in de stad. Trots kijken we elkaar aan. Daar zitten we dan, als ouders. Wat kunnen we dit goed! Heerlijk, die zeeën van tijd! Naast ons zit een moeder met haar dochter een tosti te eten. Het meisje krijgt een driftbui. We kijken elkaar aan en lachen: “Ja, echt zó fijn, die tijd met z’n tweeën. Waren we echt aan toe! Ze kunnen zo lastig zijn, die kinderen.” Dan valt het stil en horen we slechts het getik van het bestek op onze borden. Ik probeer schalks op het schermpje van mijn telefoon te kijken. Geen gemiste oproepen, en we zijn toch al een uur verder.
Na de lunch dralen we wat rond in de stad. “Wil jij nog ergens kijken?” vragen we om de beurt aan de ander, om vervolgens ontkennend te antwoorden. “Dit is al héél fijn, een keertje rustig de stad in,” zeg ik met een pokerface. We maken het volgende uur met moeite vol. Ik neem de trap in het kinderdagverblijf met twee treden tegelijk, en verschijn hijgend in deuropening van de babygroep. De leidster lacht naar me en wijst naar een wiegje in de hoek. Daar vind ik Elise in een diepe slaap, op haar rug, met haar armen boven haar hoofd. Totale overgave: zij snapte het meteen. Nu haar ouders nog.
Romy Meijer (34 jaar) schrijft op haar eigen blog Dochterlief.nl over haar leven als moeder en werkt als casemanager voor een groot bedrijf. Daarnaast schrijft ze blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met haar man en hun dochter Elise in de buurt van de Veluwe.Naast schrijven is lezen een grote hobby. Haar blog kan je vinden op www.dochterlief.nl.
Reageer ook