Met twee volle emmers sop zigzag ik de tuin in. De huishoudtrap, een spons en een zeem liggen al op mij te wachten in het gras. Een aantal koeien staat mij wazig aan te staren vanachter het stroomdraad. Alsof ze zich afvragen waar mijn verstand is gebleven op zo’n prachtige dag als deze. Zelf denk ik hetzelfde.
Diep zuchtend buk ik voorover en dompel mijn spons onder in het warme water. Schoonmaken, blèh. Ze zeggen altijd dat een man een vrouw uitkiest die veel weg heeft van zijn eigen moeder. Dat dit dikke onzin is blijkt telkens weer als ik tegenover mijn schoonmoeder, achter een kop koffie zit. Wat zij mooi vindt, vind ik lelijk, en wat ik interessant vind, interesseert haar niets. In het voorjaar zijn de verschillen tussen ons het aller-duidelijkst. Dat is de periode waarin zij, gewapend met sponzen en ragebollen, door haar huis en tuin vliegt, en ik mezelf tussen de vele dikke kussens op de schommelbank in de tuin nestel, met een goed boek en een pot honingthee om te genieten van de lentezon.
Ik heb een hekel aan schoonmaken, altijd al gehad. Maar vroeger was ik in ieder geval snel klaar. Binnen twee uur was mijn hele Rotterdamse flatje spik en span. En met één emmer sop en een tiental vrolijk gekleurde hangplantjes was ook mijn betonnen buitenverblijf weer lenteklaar. Dat is nu wel anders. Tegenwoordig ben ik úren bezig. Onze boerderij telt vijf slaapkamers en twee badkamers. Drama! En dan heb ik niet eens over de schoonmaakwerkzaamheden die ‘achter’ moeten gebeuren.
Het tanklokaal bijvoorbeeld. Iedere keer weer als ik daar binnenwandel lijkt het alsof die grote metalen melktank mij grijnzend aankijkt. Alsof de haat wederzijds is. Vier keer per jaar pakte ik hem grondig aan. Totdat ik iemand een keer hoorde zeggen dat het tanklokaal hét visitekaartje is van iedere melkveehouder. Sindsdien dwing ik mezelf er iedere maand toe…
Terwijl ik mopperend de ladder opklauter, komt vriendin Judith aangewandeld. Ze is bekend met mijn schoonmaakhaat, dus ze grijnst van oor tot oor zodra ze mij ziet. ‘Verlate voorjaarschoonmaak?’ lacht ze. ‘Tja, het moet er toch een keer van komen.’ Ik trek er een vies gezicht bij. ‘Wat vréselijk ouderwets!’ roept ze. ‘Die hele voorjaarschoonmaak stamt nog uit de tijd waarop we stookten op kolen! Toen na de winter alle stoffige tapijten uit huis werden gehaald voor een grondige reinigingsbeurt. Zo’n voorjaarsschoonmaak is toch helemaal niet meer van deze tijd?!’ Op mijn gezicht verschijnt een tevreden glimlach. Zó had ik het nog niet bekeken.
Even later zitten Judith en ik, met een glas verse jus en toastjes brie, aan de houten picknicktafel in de tuin, lekker in het zonnetje. De koeien kijken me nu, languit liggend en herkauwend in het gras, begripvol aan. We zitten duidelijk op één lijn.
‘Was jij niet druk bezig met de voorjaarschoonmaak?!’ roept mijn boer vanuit zijn trekker als hij voorbij rijdt. ‘Ja dat klopt, maar dat is zó ontzettend achterhaald!’ roep ik, ’En ik ben nou eenmaal een moderne boerin!’ Lachend kijken Judith en ik mijn stomverbaasde boer na.
Daarna proosten we op de lente.
Mariska ten Den
Lees ook haar boek: http://1boek.nl/index.php/prins-op-de-groene-trekker.html
margriet -
HEERLIJK WAT WEER EEN LEUK VERHAAL. ALS JE NAAST DE DEUR WOONDE KWAM IK EVEN AAN BUURTEN OFTEWEL AAN KUIEREN