“Wat heb je hier zitten mama?” Met zijn kleine priegelvinger wees Tommie op mijn kin. Ooit was het een platte stip. Ik vond ‘m sexy en geloofde dat het een van de zeven schoonheden was. Nu ik ouder werd begon het kreng te groeien. Op slechte dagen piepte er zelfs een haartje uit.
Mijn moeder had er zo een die ze niet durfde te laten weghalen. Tot een specialist in het ziekenhuis haar in de houdgreep nam en de pukkel eruit sneed. Had ze ineens spijt dat ze het niet eerder had laten doen. Met die uitspraak in mijn achterhoofd zat ik aan het bureau van mijn huisarts. Ik keek naar het dansende bloemetje dat ze had staan om bange kinderen op te vrolijken. Ik had wat klachten verzameld zodat mijn missie moedervlek in de bulk meekon. Driftig tikte ze op haar laptop mee. “Nou en tenslotte wil ik graag deze weg laten halen.” Ik wees. Ze kneep haar ogen tot spleetjes en schoof haar stoel naar achter. Haar gezicht kwam dicht bij dat van mij. Ze pakte het tussen duim en wijsvinger, tuitte haar lippen. “Ziet er goedaardig uit.” Ik zei dat ik het lelijk vond en op een heksenwrat vond lijken. De huisarts, van mijn leeftijd, kon zich daar wat bij voorstellen. “Ik ga ‘m volgende week met coagulatie wegbranden.” Ik verstarde. Wegbranden? Coguwat? “Niks aan de hand, ik brand die moedervlek gewoon weg en schraap wat weefsel weg dat ik toch even wil laten nakijken.” Ik hapte naar adem. Ik had A gezegd, en moest nu dan ook maar gewoon B zeggen. Bovendien: ik had een week de tijd om aan het idee te wennen.
De dagen gingen sneller dan anders en op de ochtend dat mijn moedervlek en ik afscheid van elkaar gingen nemen, had ik buikpijn. Zo’n tandartsbuikpijn. Door schade en schande wijs geworden, googlede ik niet omdat ik bang was voor wat ik zou lezen. Over wat er allemaal mis zou kunnen gaan.
“Oké, ga maar liggen. Ik verdoof de huid met een naald.” Mijn hartslag werd al iets hoger. Ik verpulverde een papierenzakdoekje toen de naald in mijn kin verdween. Op mijn buik moest ik een plaatje leggen dat verbonden was met het apparaat waarmee ze het ding zo weg zou schroeien. Ik schoof het tussen mijn broekband. Ze mompelde iets over elektrische geleiding, ik dacht dat ik in de maling werd genomen, maar haar altijd serieuze gezicht bleef ook nu in de plooi. Ik sloot mijn ogen. Ademde diep in en blies langzaam uit.
De lucht van verschroeid mensenvlees was afschuwelijk. Ik raakte even in paniek en toen ik mijn ogen open deed wist ik dat barbecueën komende maanden nooit meer hetzelfde zou zijn.
Karin van Leeuwen (45 jaar) is eigenaar van tekstbureau De Gooise Pen. Heeft meer dan twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee mannen Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven (momenteel is ze druk met een boek!) is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool voor spinninglessen en krachttrainingen. Alledrie haar mannen atletieken en Bob en Tom doen daarnaast aan freerunning.