Al dagen zijn de jongens opgewonden. Zeg maar gewoon druk en amper te hanteren. De reden? De feestweek op school. School bestaat 60 jaar en dat gaat uiteraard niet onopgemerkt voorbij. Ook ik word er al weken mee geconfronteerd. Is het niet door mijn boenders, dan wel door moeders die hulp zoeken.
En uitgerekend in de week dat school feest viert, heb ik een berg werk waardoor ik me heen moet worstelen. Zal je altijd zien. Ik laveer tussen de moeders met een klembord heen als ik mijn mannen ophaal. Want een klembord betekent: we hebben nog handjes nodig. Ik haal opgelucht adem als het me gelukt is ongezien en zonder dat er een beroep op mij is gedaan, het schoolplein verlaat. Help je dan helemaal niet? Jawel, natuurlijk. Twee dagen. Tussen mijn interviews door.
Maandagochtend. Zes uur. “Mam, mam, mahaaaaam.” Mijn kleinste staat in zijn ondergoed. Klaar om naar school te gaan. Hij kan niet wachten, want vandaag staat het pretpark op het programma. Ik rol uit bed en wijs zijn stapeltje kleding aan. Mijn oudste komt gapend en op zijn buik krabbend uit zijn slaapkamer stiefelen. “Heb je al op Buienradar gekeken”, vraagt hij. Ik schud mijn hoofd. Maar je hoeft geen Pelleboer te heten om te zien dat het weer weinig goeds in petto heeft vandaag. “Juf zei dat we regenkleren mee moeten nemen.” Regenkleding? Regenkleding? Maar, ik heb helemaal geen regenkleding. “Ja, echt hoor, dat zei de juf”, herhaalt mijn kleinste. Jahaaa. Dat kan de juf nou wel zeggen, maar ik heb geen regenkleren. “Als het regent gaan jullie of naar buiten en worden nat, of jullie blijven binnen en worden niet nat. Meer smaken heb ik niet”, leg ik uit. Ik pak het formuliertje met de instructies voor het dagje-uit erbij. Hier staat het: regenkleding. Nou ja, niet gezien hoor. Verder moeten ze een tien-uurtje meenemen. Ik pak de rugzakken, vul ze met fruit, water en een smakelijk witte bol met kaas. Moet voldoende zijn. Ik kijk op Buienradar. Zo. Dat ziet er niet best uit. Een flinke regenwolk trekt over het gebied waar mijn mannen heel veel plezier gaan hebben. Ik besluit niets te zeggen.
Eindelijk is het zover en kunnen we naar school. “Heb je echt geen regenkleding?”, vraagt mijn oudste. Ik loop weer naar binnen, kijk in de mand waar van alles zit. Ik stuit op een Jip- en Janneke-regenponcho maat 98 en een gescheurd Bert- en Ernie-regenjasje. Ik houd het stralend omhoog. Mijn mannen kijken mij verschrikt aan.
Onder die ongeschikte regenkleding, doemen ineens twee poncho’s op. Gekregen toen ik samen met De Man een stadstoer in een open dubbeldekker door Londen reed. Mijn mannen juichen. Eindelijk iets wat op fatsoenlijke regenkleding lijkt. Dat ze straks vacuüm zuigen als ze de poncho aantrekken, en eruit gaan zien als een half pond koffie, vertel ik maar niet. Ik laat ze nog maar even in de waan dat dit geweldig is en hoop zo dat Buienradar het mis heeft.
Karin van Leeuwen (42 jaar) schrijft vanuit uit haar eigen bedrijf De Gooise Pen en is drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen.