De stilte raakt me. Alsof hier nooit geweld is geweest. Geen geweerschoten, gegil, gekrijs. Het groen lijkt frisser, de lucht helderder en de zon voelt warmer. Rijen witte stenen staan strak in het gelid. Militaire precisie?
Een langsrijdende auto onderbreekt de stilte. Iets verderop, zittend op z’n knieën voor een graf, verwijdert een man dode bloemen. Prille knoppen zullen ruimte krijgen, openspringen en bloeien. Een natuurlijk verloop. Wrang. want zij die hier rusten waren nog zo jong. Hun verwanten mogelijk ouder dan zij ooit zullen zijn.
In de verte klinken stemmen.
Iemand roept. Er volgt geen antwoord.
Gekrijs. De nagalm blijft zweven.
Van een beuk dwarrelen bladeren. Vlinders fladderen speels achter elkaar aan. Een libel vliegt voorbij en een mug landt op mijn been en steekt. Het doet zeer.
Er drijft een wolk voor de zon, even voelt het minder warm. In gedachten loop ik langs de rijen. Wie waren zij die voor ons vochten? Het zijn niet enkel namen die op hun stenen staan. Wrijvend over mijn muggenbult denk ik; wat is pijn?
De man die de bloemen verzorgt
gaat staan
en loopt naar het volgende graf.
Ik wandel nog wat rond. Groet een voorbijganger en blijf staan bij het monument van een steen met een plaquette waarop 138 namen staan en die gedragen wordt door vijf kleinere stenen. Liggende platen verbeelden vijf lange benauwde jaren en de bevrijding op de vijfde dag van de vijfde maand. Afmetingen van deze platen staan voor de oorlogsjaren. Het uitgehakte stuk symboliseert het nooit gevonden graf. Zou je kunnen berusten in het nooit vinden?
Ik kijk om me heen. De zon schijnt nog steeds. Het is de stilte die me raakt, alsof hier nooit geweld is geweest.
Grebbeberg, augustus 2012.
Terug naar de andere verhalen.
Reageer ook