Toen ik klein was, was ik niet een echt meisje dat in was voor rokjes en fluffy dingen. Ik had kort piekhaar. “Je had polkahaar”, vertrouwde mijn moeder mij toe toen ik ouder was en niet-begrijpend naar mijn jeugdfoto’s met kort haar keek. Polkahaar? Nog steeds beweert mijn moeder dat ik, door haar heldhaftig optreden wat mijn haar betreft, nu gezegend ben met een beste bos haar dat tegen een stootje kan.
Ik was ook geen meisje dat leuk kon handwerken. Mijn moeder heeft wat pogingen gewaagd mij aan het breien te krijgen. Met die pennen prikte ik regelmatig mijn broer een oog uit als ik geconcentreerd instak, doorhaalde en af liet glijden. Met gefronste wenkbrauwen bekeek mijn moeder het lapje waar ik best trots op was. “Het is brobbelwerk”, hief ze haar handen ten hemel. Polkahaar, brobbelwerk, ja mijn moeder wist het allemaal leuk te omschrijven Mijn oma, met meer geduld, kreeg nu de taak mij te leren breien. Hoofdschuddend bracht ze me thuis. “Het is niks en het wordt niks”, vatte zij mijn zwoegen met een bol wol kort samen. Ik hoefde nooit meer te breien. Best jaloers was ik op mijn buurmeisje dat kleurige dasjes voor haar Barbie breide.
Nou ja, ik had andere talenten. Origami bijvoorbeeld. We hadden een lesje Japans vouwen op school gehad, en dat leek me wel wat. Mijn moeder las het foldertje dat ik na de les meekreeg en zette me op een woensdagmiddag achter op de fiets. Op naar de instantie die een origamicursus gaf. We kwamen in een soort jeugdhonk. Zwarte muren, vage aanplakbiljetten. Een man met een shaggie en een ranzige baard vroeg of hij ons kon helpen. Hij had grote zweetplekken onder zijn oksels, zo constateerde ik. Mijn moeder legde uit dat ik voor de origamicursus kwam. “Oh, die gaat niet door. Er was maar een liefhebber. Jij dus”, wees hij op mij. Mijn moeder zuchtte, en beende weg. Weg uit dat jeugdhonk met die stink kerel. Veel verder dan het vouwen van de kraanvogel ben ik dus nooit gekomen. Maar die kan ik dan ook verdomd goed vouwen en altijd en overal. Mijn moeder gaf het op, en liet me mijn gang gaan. Ik hoefde niets meer met stofjes en wol te doen, maar kon losgaan met papier. Want dat vond ik leuk. Nog steeds trouwens.
Mijn boenders vinden knutselen ook leuk. Vooral mijn kleinste ziet in alles dat ik weg wil gooien iets waar hij mee kan knutselen. Laatst gooide ik zijn zwemtas weg. Hij zag ‘m liggen in de prullenbak en vroeg paniekerig wat ik daarmee ging doen. “Nou, weggooien”, haalde ik mijn schouders op. Hij viste de tas uit de prullenbak en trok de koortjes eruit. Niet veel later had hij die aan een bakje van de kwark gehangen. “Kijk, een mandje, kan ik mijn eieren in doen”, liet hij mij trots zien. Geen speld tussen te krijgen.
Maar ik heb nu echt een heel leuk boek voor ze gevonden. ‘Super cool Knutselen!’, heet het boek. Wat een gaaf boek! Ik leer hoe ik drilpudding moet maken die in het donker licht geeft. Ja, ik verzin het niet. Ook staat erin hoe je het goorste stinkbommetje kunt maken. Mijn boenders kwamen niet meer bij. “Oke, mam”, pakte mijn oudste de leiding, “jij vouwt een kraanvogel, wij maken een stinkbommetje en die bevestigen we aan die kraanvogel. Dan kunnen we ‘m over de schutting naar de buurvrouw gooien. Lachen toch?!”
Ik hoopte dan mijn oude buuf er niet was. Of op z’n minst slecht kon ruiken.
Super cool Knutselen!, geschreven door Franziska Heidenreich en Bianka Langnickel, uitgeverij: Karakter Uitgevers B.V., prijs 16,95, ISBN 978 90 452 0463 5
Karin van Leeuwen (41) jaar is in between jobs, maar drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft nog steeds veel. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen.
De andere blogs van Karin op Damespraatjes vind je hier
Lees hier de persoonlijke blog van Karin: www.kaleeuw.blogspot.com