Ik ben druk. Of ik doe druk. Dat weet ik even niet meer. In elk geval heb ik veel te doen en dat wil ik erg graag klaar hebben in de tijd die ik daarvoor heb uitgetrokken. En dat is krap.
Ik been naar de sliert winkelwagentjes om vervolgens al mijn zakken leeg te schudden op zoek naar een muntje dat in het karretje kan. Nadat ik de inhoud van mijn jaszakken weer terug heb geduwd, stier ik naar de ingang. “Ghallo mevroi”, hoor ik opeens. Ghallo mevroi? Waar komt dat geluid vandaan? Dat komt van links. Van een mevroi met kranten, denk ik korzelig. Ik wil die mevroi helemaal geen gedag zeggen, ik wil dat ze me met rust laat, maar ik vind het ook niet kunnen om die mevroi dood te negeren. “Ja, hallo”, antwoord ik verreweg van vriendelijk. “Allis okeeeee mevroi?”, zet ze het eenzijdige gesprek hinderlijk opgewekt verder. Ik zucht diep en besluit onbeschoft te doen. Ik heb geen zin om een praatje met deze mevroi aan te knopen, ik wil niet beleefd doen, ik ben een vrouw met een missie, die boodschappen moet doen.
Om de mevroi te ontwijken, neem ik de andere uitgang in de winkel als ik al mijn boodschappen binnen heb. “Oehlalala, wat een mooie mevroi jij bent”, kijkt een verkoper van de Daklozenkrant mij verwachtingsvol aan. Alles aan hem vind ik irritant. Zijn zinsopbouw is waardeloos en het feit dat hij mij een compliment geeft is bloedirritant. Ik heb daar allemaal helemaal geen zin in. Ik wil zwijgend de winkel enteren, zwijgend boodschappen in mijn karretje mikken en zwijgend de winkel verlaten. Als ik wil praten, dan regel ik dat zelf wel. Dat denk ik allemaal. Maar ik vind het zo verschrikkelijk lomp van mezelf. Waarom kan ik het niet opbrengen om die man, en ook die mevroi, gewoon vriendelijk gedag te zeggen? Om even een gesprekje aan te knopen? Om dat Nederlands een beetje op te krikken? Waarom kan ik dat niet? Ik ben toch zo sociaal? Zo leuk? Zo gevat? Zo gezellig? Nou?
Uit mijn jaszak vis ik een briefje van vijf euro en duw de Oehlalala-meneer dat in zijn handen. “Alsjeblieft, voor het nieuwe jaar, ik hoef geen krant, verkoop die maar aan een ander.” De krantenverkoper zakt bijna op zijn knieën en even ben ik bang dat hij mij ten huwelijk gaat vragen. “Deze vijf euro is ook voor de rest van het jaar. Capito?”, grijns ik. De Oehlalala-meneer vindt alles goed, zo veel is mij wel duidelijk.
Zo. Goede daad van het jaar weer gedaan, klaar ermee, denk ik tevreden. Niet veel later mompelt bij een andere winkel een andere mevroi iets. Ik stoot wat klanken uit en haast me de winkel in. Als ik eruit kom, trekt ze aan mijn mouw. Als door een wesp gestoken kijk ik haar aan. Ze wijst op een doos goedkope zeebanket. “Iek bien verjardag”, biedt ze mij zo’n zeebanketje aan. Ineens is alles zo treurig. De jarige krantenverkoopster die op een bordje heeft gekrabbeld dat ‘ze ook goed kan strieken’, het nieuwe jaar, mijn humeur.
Ik pak het chocolaatje dat de krantenverkoopster tussen duim en wijsvinger plet, aan. Het ultieme verzoeningsgebaar, al snapt de krantenverkoopster daar niks van. Ik vind zeebanket namelijk vies. Heel erg vies. Maar dat negeer ik voor een keer.
Karin van Leeuwen (44 jaar) schrijft vanuit haar eigen bedrijf De Gooise Pen en is drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen.