Ik stond, jaren geleden, voor de klas. Ik was achttien, wilde naar de School voor Journalistiek maar werd uitgeloot. Omdat onderwijs me ‘ook wel leuk leek’, schreef ik me in op de Pabo. Voornemens het eerste jaar af te maken om daarna nogmaals te proberen mijn grote droom waar te maken.
Na zes weken werden wij Pabo-studenten geacht een stageplek op een basisschool te regelen. Een lijst van deelnemende scholen hing in de gang. Ik prikte er eentje uit in Almere. Meldde me een week later. Ik werd toegevoegd aan groep 3/4 en meester Tom liet me zien hoe je een horde kinderen in bedwang kon houden en op welke wijze je informatie in die hersentjes stopte. Ik kreeg ze stil door voor te lezen uit Roald Dahls Matilda. Werd vrienden met ze omdat ik in de pauze mee voetbalde. Ze maakten ruzie over wie naast mij mocht lopen en dus mijn hand kon vasthouden als we naar de gymzaal liepen. De meiden maakten tekeningen voor me. Vol met roze en rode hartjes: ‘juf Kaarin is verlieft op meestor Tom.’
Het besef dat het onderwijs niet helemaal was wat ik zocht, kwam op de dag dat ik zesentwintig bloedjes uitlegde wat een meter was. Ik spreidde mijn armen, kneep mijn een oog dicht om te checken of het klopte. Tweeënvijftig ogen staarden mij glazig aan. Begrepen werkelijk niet waarover ik het had. Ik kon het ze niet kwalijk nemen.
Die middag zat ik met de meester van groep 3/4 op een veel te klein kinderstoeltje aan een te laag bureautje. Ik vertelde hem dat ik mijn stage wilde beëindigen. Per direct. Ook de opleiding keerde ik de rug toe. Tom vond het jammer. Ik had het in me, verzekerde hij mij. Kon zijn, mijn hart lag bij het schrijven.
Hoe je een klas doodstil krijgt? Door te zeggen dat je ze verlaat. Twee meisjes snikten. Juf Kaarin, ga niet weheeeg. Juf Karin duwde de tranen terug, rechtte haar rug en vertrok.
Ging doen wat ze het liefste deed: schrijven.
In de afgelopen jaren is er veel veranderd in het onderwijs. Mijn mannen vertellen zo nu en dan wel eens wat. Laatst klapperde ik met mijn oren. Een invaljuf die een bewerkelijke klas onder haar hoede had, kreeg het te kwaad. Het bloed was onder haar nagels gehaald. Voor ze het wist had ze uitspraken gedaan waar ze ongetwijfeld spijt van had. “Weet je wat ze in die andere klas had gezegd mam? Ze zei: jullie zijn kut kinderen.” Daar zat geen woord Chinees bij.
Het is niet goed. Een juf hoort dat niet te zeggen. Maar ik kan het me zo goed voorstellen. Begrijp dat als je dagenlang op de proef wordt gesteld, je de controle kan verliezen. Het had mij ook kunnen gebeuren.
Daarom ben ik schrijver geworden. Omdat als ik dan een keer verbaal uit de bocht vlieg, de deletetoets altijd mijn reddende engel is.
Karin van Leeuwen (44 jaar) schrijft vanuit haar eigen bedrijf De Gooise Pen en is drukker dan ooit. Heeft twintig jaar voor kranten gewerkt en schrijft blogs voor Damespraatjes. Ze woont samen met Robert Brekelmans en hun twee boenders Bob en Tom in ’t Gooi. Naast schrijven is lezen een grote hobby. De andere passie is sporten; heel wat uurtjes brengt zij door in de sportschool om een spinning-, pump-, of bodybalanceles te volgen. Sinds kort is ze regelmatig op het voetbalveld te vinden om het team van haar oudste te coachen.