Meer dan 85.000 kinderen in Nederland merken dat hun ouders zich zorgen maken over financiën. Er wordt thuis veel over geld gesproken, omdat er geen geld is voor leuke dingen of doordat er thuis ruzie is over geld. Kinderen moeten zelfs geld lenen van andere kinderen om hun schoolspulletjes te kunnen betalen. Dat blijkt uit een onderzoek dat het Nibud deed in samenwerking met Nationaal Fonds Kinderhulp en de ING.
Lees ook: Hoe leer je je kind beter met geld omgaan?
Jan Wezendonk, directeur van Kinderhulp: “Deze onderzoekscijfers laten opnieuw zien dat armoede een grote impact heeft op kinderen. Het is schokkend dat zoveel kinderen thuis geldzorgen ervaren. Kinderen moeten gewoon kind kunnen zijn en niet gebukt gaan onder de financiële problemen van hun ouders.”
Geld lenen voor schoolspullen
Wat wij best schrijnend vinden is dat kinderen geld moeten lenen om noodzakelijke schoolspulletjes en kleding te kopen. Dat geld lenen ze ook wel van mede scholieren.
Een groot deel van de scholieren die het thuis financieel moeilijk hebben, vindt het op orde brengen van geldzaken lastig (71%). Pijnlijk is het feit dat zij van hun ouders minder uitleg krijgen over omgaan met geld dan andere scholieren.
Toekomst
Toch zien de meeste scholieren de toekomst niet zo somber in. 88% verwacht rond hun vijfendertigste hetzelfde of meer te gaan verdienen dan klasgenoten.
Nationaal Fonds Kinderhulp
Helaas groeien 421.000 kinderen in ons land op in armoede. Zij vallen buiten de boot en kunnen niet meedoen met leeftijdsgenoten. Kinderhulp helpt hen op een hele praktische en kindgerichte manier. Bijvoorbeeld door een tweedehands fiets, contributie voor de sportclub, een weekje kamperen of zwemles mogelijk te maken. Meer informatie: www.kinderhulp.nl.
Nibud-Scholierenonderzoek 2016
Het Nibud-Scholierenonderzoek 2016 is het dertiende onderzoek in de reeks van Scholierenonderzoeken die het Nibud sinds 1984 heeft gehouden. Van maart 2016 tot mei 2016 hebben 3479 scholieren een online vragenlijst ingevuld. De respondenten zijn herwogen naar geslacht, leeftijd en provincie zodat het onderzoek een representatieve weergave geeft van scholieren op het vmbo, havo en vwo in Nederland.
